7 6 2 Wond en Wondgenezing
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Test your skills in exam mode
Learn New Questions
Manual Mode [BETA]
The course owner has not enabled manual mode
Specific modes
Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
multiple choiceMultiple choice mode
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode
7 6 2 Wond en Wondgenezing - Leaderboard
7 6 2 Wond en Wondgenezing - Details
Levels:
Questions:
56 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Wat is een noxe? | - noxa/noxe (=schade) - een noxe is een schadelijke prikkels - nocisensoren (=pijnzintuigen) gevoelig voor beschadiging er zijn verschillende soorten noxe: - exogene noxe (van buiten) - endogene noxe (van binnen) |
Hoe ontstaan ziekte? | - in het lichaam is een dynamisch evenwicht = homoiostasis = homeostase - balans tussen lichamelijk, geestelijk, sociaal (economische) aspecten - iedere ziekte heeft een oorzaak alleen is deze niet altijd bekend - monocausaal/multicausaal - ethiologie van een ziekte = oorzaak van een ziekte |
Wat is een endogene noxe? | Afwijkende genen of chromosomen: - immuundeficienties - enzymdeficienties anatomische afwijkingen bij de embryo in de baarmoeder: - medicamenten, drugs, zuurstoftekort, virusinfectie |
Wat is een exogene noxe? | Fysisch: - druk, thermisch, elektrisch, straling, geluid, zuurstoftekort chemisch: - etsende stoffen, giffen biologisch: - infecties, virussen, schimmels oorzaken gelegen in de voeding |
Wat zijn oorzaken gelegen in de voeding als het om een exogene noxe gaat? | Het voedsel kan: - besmet zijn - andere ziekmakende bestanddelen bevatten - kwantitatief of kwalitatief onjuist van samenstelling zijn - vitaminen - sporenelementen |
Waar hangt het aanpassingsvermogen van de cel vanaf? | - soort cel - celdelingsfase - celleeftijd - celconditie |
Welke celveranderingen qua groeistoornissen en structuur kunnen er optreden? | - hypertrofie: de cel wordt groter - hyperplasie: het aantal cellen neemt toe - metaplasie: cellen gaan zich in een andere richting differentiëren - neoplasie: autonome celgroei/bijvoorbeeld ten gevolge van oncogene virussen |
Welke celveranderingen qua regressieve veranderingen kunnen er optreden? | - een achteruitgang (regressie) in de functie van de cel door het inwerken van de noxe kunnen er verschillende dingen gebeuren: - de cel herstelt - de cel verandert - necrose - de cel gaat dood achteruitgang in functie en structuur op cel en weefselniveau: - degeneratie - atrofie en necrose |
Wat is degeneratie? | Ophoping van abnormale substanties in of tussen de cellen: - hydrophische degeneratie - vettige degeneratie - hyaliene verandering - mucoïde verandering - dystrofische calcificaties: kalk |
Wat gebeurt er na necrose van de cel? | - regeneratie: de cellen worden vervangen door gelijkwaardige cellen - reparatie: de cellen worden vervangen door bindweefsel - dood treedt in: te veel cellen zijn doodgegaan - gangreen: een klinische term, een zwartverkleuring van het necrotisch weefsel |
Hoe beschermen we ons tegen noxe? | Afweer: - aspecifiek, specifiek normaliter kunnen cellen op prikkels reageren en zich aan de prikkel aanpassen sleutel tot afweer is herkenning niet specifieke immuniteit: - fysieke barrière (huid/slijmvliezen) - ontstekingsreactie specifieke immuniteit: T en B lymfocyten |
Hoe werkt aspecifieke afweer? | Natuurlijke immuniteit zit standaard in ons lichaam gebouwd: - fysisch: barrièrefunctie: huid, slijmvliezen, bacteriedodende stoffen: zweet, talg, maagzuur, trilhaarepitheel luchtwegen - eiwitten - cellen: granulocyten, macrofagen (ontstaan uit monocyten) door de aspecifieke weerstand ontstaat een ontstekingsreactie |
Hoe werkt de specifieke afweer | Verworden immuniteit, deze ontstaat pas nadat het lichaam in contact is geweest met een bepaalde ziekteverwekker (virus/bacterie): - eiwitten (immunoglobuline) - cellen: witte bloedcellen (leukocyten) onderverdeeld in granulocyten: - neutrofiele, eosinofiele, basofiele granulocyten monocyten lymfocyten: T en B lymfocyten |
Wat doen granulocyten? | - door te vaatwand heen - fagocytose van bacteriën - werking is minder dan dat van de macrofagen |
Wat doen monocyten (macrofagen) | - de monocyten na enkele dagen in de bloedbaan nestelen zij zich als macrofagen in het weefsel - macrofagen zijn aanwezig in bindweefsel huid/darmwand/longblaasjes |
Wat doen macrofagen? | - fagocytose - antigeen presenteren aan specifieke immuunsystemen - afgifte interleukine: lymfocyten lokken naar geïnfecteerd weefsel |
Wat is kenmerkend voor specifieke afweer? | - deze vorm van immuniteit richt zich tegen zeer specifieke micro-organismen - kenmerkend is het aspect van het geheugen, dat wil zeggen dat de immuniteit pas ontstaat na contact met een micro-organismen |
Wat doen T-lymfocyten? | - ontstaan in thymus gaan daarna naar de lymfeklieren - cellulaire immuniteit zijn als cellen rechtstreeks betrokken bij onschadelijk maken lichaamsvreemde stoffen verschillende types: - T-regulator cellen (helper/supressor) - T-effector cellen (killer/geheugen) |
Wat doen B-lymfocyten? | - ontwikkelen zich in beenmerg tot immuuncompetente cellen, verspreiden zich naar lymfeklieren/darmwand/tonsillen - B-lymfocyten vormen zich tijdens de primaire immuunrespons tot plasma cellen - plasmacellen produceren immunoglobulines (humorale immuniteit) |
Wat zijn Immunoglobulines? | - verschillende soorten: IgA, IgD, IgE, IgG, IgM - functie: deze eiwitten kunnen zich specifiek binden aan membraan bacterie of virus, waardoor die daarna eenvoudig door macrofagen worden getraceerd en vernietigd - bij bepalingen in plasma om infectie op te sporen prikt men specifieke IgM en IgG |
Wat gebeurt er bij herhaalde infectie? | - bij een herhaalde infectie wordt de bacterie/virus veel sneller door T-geheugencellen in contact gebracht met de geheugen B-cellen - hierdoor snelle vorming tot plasmacellen en immunoglobuline |
Hoe zorgt het lichaam voor hemostase/bloedstelping | Hemostase is een cascade van stollingsfactoren: - intrinsieke stolling: door een factor van de trombocyten (bloedplaatjes) - extrinsieke stolling: door een weefselfactor indien er onvoldoende aanwezig is geen stolling (hemofilie) einddoel stollingsfactoren: - omzetten van fibrinogeen in fibrine, dit vormt de fibrine draden - bloedstolsel = korstje: prop met fibrine draden met daarin gevangen erytrocyten |
Wat is een ontstekingsreactie? | - een lokale reactie op een weefselbeschadiging - deze reactie wordt aspecifiek genoemd omdat totaal verschillende oorzaken hetzelfde tot gevolg hebben - een ontstekingsreactie vindt plaats in het bindweefsel, wat overal te vinden is in ons lichaam, waardoor het zich overal kan voordoen doel ontstekingsreactie: - de grootte van laesie beperken - herstelmogelijkheden te scheppen Bij een ontsteking komen ook ontstekingsmediatoren vrij: prostaglandines/bradykinine/histamine |
Wat is het verschil tussen een ontsteking en een infectie? | - ontsteking is een lokale reactie op weefselbeschadiging - infectie is een ontsteking die veroorzaakt wordt door micro-organismen |
Wat gebeurt er bij weefselbeschadiging? | Vasodilatatie: - veroorzaakt sterk verhoogde bloedstroming - roodheid (rubor) - warmte (calor) verhoogde permeabiliteit vaatwand: - verder uitlekken vocht/plasma eiwitten - zwelling/oedeem (tumor) - pijn (dolor) |
Wat doen de ontstekingsmediatoren? | Prostaglandine: - verlaging prikkeldrempel pijn receptoren - vasodilatatie bradykinine: - vasodilatatie histamine: - vasodilatatie |
Wat zijn de functies van vasodilatatie en verhoogde permeabiliteit bij een ontstekingsreactie? | Vasodilatatie: - toename O2 toevoer - verhoogde afvoer afvalproducten verhoogde permeabiliteit: - specifieke antilichamen tegen lichaamsvreemde organisme kunnen het interstitium binnen stromen |
Wat zijn de klassieke lokale ontstekingsverschijnselen? | - rubor: roodheid - calor: warmte - tumor: zwelling - dolor: pijn - functio laesa: gestoorde functie |
Welke eigenschappen hebben de cellen die betrokken zijn bij een ontstekingsreactie? | Leukocyten: - fagocytose (neutrofiele) leukocyten kunnen bacteriën/dode celresten/schadelijke deeltjes omsluiten en vernietigen - diapedese: leukocyten bewegen zich door de wand van een capillair - amoebe bewegelijkheid (granulocyten) - chemotaxis: chemische stoffen prikkelen de leukocyt tot een versneld bewegen in de richting van de ontstekingshaard |
Welke soorten ontstekingen zijn er? | - naar orgaansysteen - naar de duur van de ontsteking - naar het verschijnsel dat op de voorgrond staat de duur van een ontsteking kan verschillen tussen: - acuut - subacuut - chronisch: een chronische prikkel die aanhoudt veroorzaakt een chronische ontsteking |
Wat is de indeling naar verschijnsel bij ontstekingen? | - hyperemisch: voornamelijk roodheid brandwond - exsudatief: vocht/exsudaat - sereus: brandblaar/pleuritis - fibraneus: fibrine darm - caterraal: slijmvliesontsteking - neus: verkoudheid - darm: colitis |
Wat zijn overige algemene symptomen bij een ontsteking? | Bij een ernstige ontsteking of als er veel weefsel is beschadigd, blijft het niet bij plaatselijke verschijnselen, maar komen voor: - algehele malaise: algehele staat van ongemak, vermoeidheid of ziekte - koorts onder andere ten gevolge van toxine bacteriënt/afsterven cellen pyrogenen - leucocytose: toename van het totaal aantal witte bloedcellen - tachycardie: een snel/onregelmatig hartritme |
Wat is een wond? | Verbreking van de normale continuïteit van het weefsel: - bijvoorbeeld: snijwond, steekwond, schaafwond maar ook: de zogenaamde gesloten verwonding waarbij de huid intact blijft maar de ronder liggende weefsels beschadigd zijn: - bijvoorbeeld bloeduitstorting |
De wongenezing kan beïnvloed worden door: | Plaatselijke factoren: - plaats van de wond, vorm en diepte - aard verwonding - weefselbeschadiging - verontreiniging - bloedvoorziening, etc algemene factoren: - leeftijd, weerstand, ziekten |
Welke fases van wondgenezing zijn er? | Reactiefase: - ontstekingsfase (eerste week) herstelfase - proliferatiefase (=regeneratiefase) - organisatiefase (3 weken en >) |
Waaruit bestaat bindweefsel? | Cellen: - fibroblasten, macrofagen, mestcellen, plasmacellen vezels: - collageen, elastine, reticulaire grondsubstantie |
Welke soorten bindweefsel zijn er? | Losmazig: - stratum papillare/reticulare van de dermis - vult ruimte tussen spieren en fascie - in serosa van borst en buikholte - ondersteunt epitheel in slijmvliezen dicht: - pezen, banden |
Welke bindweefsels zijn er met speciale eigenschappen? | - vetweefsel - hemopoietisch weefsel - steunweefsel: kraakbeen, beenweefsel |
Wat zijn de functies van bindweefsel? | Steunfunctie: - kapsels organen, pezen, ligamenten afweer: - fagocyterende en antilichaam vormende cellen voeding: - in bindweefsel voorkomende bloedvaten bindweefsel heeft een groot regeneratief vermogen en gebieden die door ontsteking of door mechanisch geweld zijn vernietigd, worden makkelijk hersteld |
Wat doet een fibroblast? | - verantwoordelijk voor de aanmaak van bindweefsel - ze kunnen zich in beschadigd bindweefsel sterk vermenigvuldigen om door middel van matrix en collageen synthese reparaties uit te voeren - in de huid zijn fibroblasten in staat een gapende wond te sluiten met littekenweefsel - kunnen zich in weefsels verplaatsen - worden door middel van ontstekingsmediatoren geprikkeld |
Wat gebeurt er in de proliferatiefase van de wondgenezing? | - de drie hoofdfases van herstel zijn niet strikt in tijd gescheiden zodat de proliferatiefase al begint terwijl de ontstekingsfase nog in volle gang is - proliferatiefase wordt ook wel: fibroblasten fase of granulatie fase genoemd - toename aantal cellen (fibroblasten/angioblasten) in wondgebied - vorming capillair netwerk: vorming granulatieweefsel |
Wat is granulatieweefsel? | - bij een vers defect (bijvoorbeeld na incisie in de huid) ontstaat in eerste instantie een bijzonde vorm van bindweefsel: granulatie weefsel - het dankt zijn naam aan het hobbelige aspect, dat ontstaat door een grote vaatrijkdom - vaatrijk en korrelig bindweefsel dat zicht vormt op de bodem van een wond - uit dit weefsel ontstaat het litteken |
Welke fases heeft de proliferatiefase? | Wondcontractie: - door ordening myofibroblasten, fibroblasten kunnen zich in de fase van littekenvorming zicht omvormen tot myofibroblasten productiefase: - productie van collageen, herstel van de weefsel continuïteit |
Wat gebeurt er in de organisatiefase van de wondgenezing? | - herstel weefselkenmerken remoddeling/epithelisatie: - versterking bindweefsel (treksterkte bindweefsel) - ingroei van zenuwvezels - reorganisatie van het vaatbed - sterke afname fibroblasten - terug naar normale turnover rate |
Wat zijn kenmerken van littekenweefsel? | - ondanks alle functionele aanpassingen zal littekenweefsel nooit de eigenschappen van het oorspronkelijke weefsel herkrijgen - treksterkte blijft lager dan oorspronkelijk het geval was |
Wat zijn kenmerken van huidverwonding? | - infectiegevaar (barrièrefunctie verdwenen) - iedere open wond is besmet, gecontamineerd - verlies vocht (groot probleem bij brandwonden) |
Hoe maak je een inschatting van de ernst van een verwonding? | Soms vlak na de verwonding moeilijk in te schatten bijvoorbeeld bij: - brandwonden: diepte verbranding - bijtwonden: crush letsel - pletwonden - elektrische wonden: soms necrose spieren belangrijk om te weten om proces wondgenezing zo goed mogelijk te laten verlopen |
Op welke manieren kun je huidverwonding genezen? | Primaire wondgenezing: - doormiddel van een hechting - de wondranden sluiten tegen elkaar en het wondherstel verloopt snel - een wond niet ouder is dan 6 uur secundaire wondgenezing: - cellen uit de epidermis en dermis proberen het gat te dichten - fibroblasten zullen trachten vanuit de diepte het gat te overbruggen |
Wat is primaire wondgenezing? | - sanatio per primam intentionem: - gunstige situatie: 'mooie' wond - wondranden dicht bij elkaar weinig verontreiniging operatiewond: meest 'ideale' wond |
Wat is secundaire wondgenezing? | - sanatio per secundam intentionem: - minder gunstige situatie: groot defect - rafelige wondranden (necrose) - verontreiniging wond moet dichtgranuleren over grote afstand, dit geeft een breed, lelijk, minder sterk litteken |
Waarvan is de huidgenezing afhankelijk? | Welke lagenbeschadigd zijn: - epidermis - dermis hoe groot de beschadiging is |
Wondgenezing bij alleen beschadiging epidermis? | - in staat tot volledige regeneratie - bij oppervlakkige verwonding zoals schaafwonden groeit de opperhuid opnieuw vanuit het stratum basale |
Wondgenezing bij beschadiging epidermis/dermis? | - bij diepere wonden tot in de oppervlakkige dermis regenereert de opperhuid vanuit de nog aanwezige epitheliale structuren: - haarzakjes, talgklieren en zweetklieren |
Wondgenezing bij beschadiging dermis? | - het defect in eerste instantie opgevuld en gesloten door een fibrine stolsel - wondcontractie myofibroblasten - hierna ontstaat granulatieweefsel - de dermis regenereert dus niet, maar wordt opgevuld met een vrij starre bindweefselmatrix (littekenweefsel) - de dermale adnexen worden niet opnieuw gevormd |
Wat is de indeling van wonden? | - uitwendig/inwendig - open/gesloten - acuut/chronisch - gecompliceerd/ongecompliceerd - toestand van de wondranden - ontstaanswijze: mechanisch/fysisch/chemisch - WCS-classificatiemodel (op basis van kleur) |
Wat is contractuurvorming? | Door litteken contractie. Het is een complicatie bij bijvoorbeeld brandwonden. Littekencompressie bevordert de genezing zonder hypertrofie. |