7 Hoorcollege Pathologie diabetes mellitus
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Test your skills in exam mode
Learn New Questions
Manual Mode [BETA]
Select your own question and answer types
Specific modes
Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
multiple choiceMultiple choice mode
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode
7 Hoorcollege Pathologie diabetes mellitus - Leaderboard
7 Hoorcollege Pathologie diabetes mellitus - Details
Levels:
Questions:
32 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Welke typen diabetes zijn er? | De bekendste varianten van diabetes zijn diabetes type 1 en diabetes type 2. Ook komt er zoiets als zwangerschapsdiabetes voor,MODY (maturity onset diabetes of the young) en overige vormen van diabetes mellitus bijvoorbeeld ten gevolge van pancreas aandoeningen. Deze drie varianten komen relatief weinig voor. |
Is diabetes erfelijk? | Diabetes type 1 is erfelijk en kan genetisch bepaald zijn. Overige risicofactoren voor diabetes type 1 zijn: het blanke ras, leven in noordelijk klimaat en de aanwezigheid van een andere auto-immuunziekte. Diabetes type 2 kan ook in de familie voorkomen, maar is niet zozeer erfelijk. Andere risicofactoren voor diabetes type 2 zijn: een hogere leeftijd (boven 45 jaar), overgewicht, eerdere zwangerschapsdiabetes, onvoldoende lichaamsbeweging, hoge bloeddruk en hypercholesterolemie. |
Wat is de behandeling van diabetes mellitus? | Diabetes type 1 wordt behandeld met insuline. De bloedsuikerspiegel moet regelmatig worden gecontroleerd. Daarnaast zijn een gezonde leefstijl met voldoende lichaamsbeweging en een verantwoord eetpatroon van belang. Diabetes type 2 wordt behandeld door een gezonde levensstijl aan te houden. Orale bloedsuikerverlagende medicijnen en zo nodig insuline worden gegeven als andere maatregelen niet helpen. |
Wat zijn de complicaties van diabetes mellitus en hoe ontstaan deze? | De hoge glucose concentraties tasten zenuwen en bloedvaten aan (via AGE's: advanced glycation endproducts). Hoge glucose concentraties/chronische ziekte beïnvloeden afweer negatief. Hierdoor nemen aandoeningen aan vaten en zenuwen en de gevoeligheid hiervan toe. |
Hoe vindt de normale regulatie van glucosestofwisseling plaats? | De pancreashormonen insuline en glucagon spelen de belangrijkste rol bij het constant houden van de bloedglucosespiegel. De belangrijkste prikkel voor de afgifte van insuline is stijging van de glucoseconcentratie. Dit hormoon zal dus na de maaltijd worden afgegeven. Voordat het glucose in het bloed wordt opgenomen zijn de bèta-cellen reeds gesensibiliseerd door hormonen zoals het GIP (glucose-dependent insulinotropic polypeptide, gastric inhibitory polypeptide) dat in het maag-darmkanaal wordt gevormd onder invloed van het voedsel. Door de sensibilisatie zal de productie van insuline worden gestimuleerd. Insuline zorgt ervoor, dat het glucose snel in de lichaamscellen wordt opgenomen; het heeft een hypoglykemische werking. Door het verbruik van glucose dreigt de concentratie in het bloed tussen twee maaltijden te veel te dalen. Het pancreas reageert daarop met de afgifte van glucagon. Door dit hormoon wordt glucose vrijgemaakt uit de voorraden (glycogeen in vooral de lever) en aan het bloed afgegeven. Glucagon heeft een hyperglykemische werking. |
Wat is de invloed van insuline op de eiwit-, vet- en suikerstofwisseling. | De invloed op de vetstofwisseling bestaat hierin dat insuline het proces van de lipogenese (opbouw van lipiden, triglyceriden) bevordert en tegelijkertijd de lipolyse (afbraa van triglyceriden in de vetdepots) remt. Beide processen spelen zich voornamelijk af in de vetcellen Met betrekking op de eiwitstofwisseling bevordert insuline de permeabiliteit van het celmembraan voor de aminozuren, zodat die gemakkelijker door de cel worden opgenomen. In de cellen bevordert insuline de eiwitopbouw en remt het de afbraak van eiwitten. Insuline heeft een hypoglemische werking op de suikerstofwisseling. Het heeft namelijk een remmende werking op het proces van gluconeogenese in de lever, het bevordert de glycogenese (glycogeenvorming: omzetting van glucose in glycogeen) in de lever- en spiercellen en insuline is noodzakelijk voor de permeabiliteit van het celmembraan voor glucose. |
Wat is de normale werking van insuline? | Insuline vervult de volgende drie functies: hypoglykemische werking; dit zorgt voor ervoor dat glucose sneller in het lichaam wordt opgenomen door de permeabiliteit van de celmembraan te verhogen. Het zorgt voor bevordering van de eiwitopbouw (stimuleert eiwitsynthese, remt eiwitafbraak en remt gluconeogenese) en zorgt voor bevordering voor de vetopbouw (stimuleert de lipogenese en remt lipolysis). |
Wat zijn de gevolgen van een tekort aan insuline? | Door te lage insulinespiegel in het bloed is bij beide typen de glucoseconcentratie in het bloed verhoogd. Wanneer deze de renale drempel van 10 mmol/l overschrijdt, bevat de urine ook glucose (glucosurie) en wordt de diurese sterker dan normaal (polyurie). Als gevolg daarvan heeft de patiënt voortdurend dorst. Veel plassen en dorst is een ongewone combinatie en daarmee vaak een aanwijzing voor diabetes. Verder ontwikkelen zich talloze vaatdefecten met een veelheid aan gevolgen, zoals sterk verhoogde kans van CVA's, hartinfarcten, blindheid, etc. Ook worden er giftige verbindingen gemaakt in het lichaam doordat lichaamscellen noodgedwongen hun energie moeten halen uit verbranding van vetten. Deze verbindingen heten ook wel ketonen, ketozuren of ketonlichamen. Zij verlagen het pH van het bloed en zijn ook neurotoxisch en kunnen tot een coma leiden (ketoacidotisch, 'hyperglykemisch') |
Wat zijn de verschillen tussen diabetes type 1 en type 2? | Diabetes type 1 (insulin dependent DM) kenmerkt zich doordat er een sterk verlaagde insuline secretie is en behandeling met insuline is nodig. Het ontstaat in de jeugd/kindertijd plotseling, 5-10% van alle diabetespatiënten. De oorzaak is dat het immuunsysteem de bèta-cellen aanvalt in de alvleesklier. De patiënt is niet langer in staat om voldoende insuline te produceren voor een normale bloedsuikerspiegel. Diabetes type 2 (insulin independent DM/non insulin dependent DM) kenmerkt zich door insulineresistentie. Het ontstaat vooral bij volwassenen, maar komt steeds vaker bij kinderen voor (90-95% van de DM patiënten). De pancreas maakt nog wel insuline aan en op het moment van diagnose is de bèta-celfunctie hooguit 50%. De cellen zijn voornamelijk minder gevoelig voor insuline. Het kan voorkomen worden door een gezonde leefstijl met een gezond gewicht, voldoende lichaamsbeweging en een verantwoord eetpatroon. |
Wat zijn symptomen van diabetes type 1 en hoe ontstaan deze? | - Moeheid - Polydispie/polyurie: dorst en veel urineren; dit komt doordat er een insuline tekort is waardoor je glucose uitplast. - Vermagering: energie verlies ter gevolge van glucose verlies - Hongergevoel - Jeuk! |
Wat zijn symptomen van diabetes type 2 en hoe ontstaan deze? | - Infecties (urineweginfecties en furunkels) - Slecht genezende wonden door verminderde vaatfunctie - Visus afname/dubbelzien/neuropathie/hart- en vaatziekte |
Hoe wordt diabetes gediagnosticeerd? | Met een eenvoudig urineonderzoek kan glucose in de urine worden aangetoond. Een nuchtere of niet-nuchtere glucose en HbA1c worden bepaald om de diagnose te stellen en het effect van de behandeling te controleren. De glucosetolerantietest (GTT) wordt alleen nog gebruikt voor het aantonen van zwangerschapsdiabetes.Vingerprik: glucose bepaling |
Hoe behandel je diabetes type 1? | Lichamelijke inspanning verhoogt de insulinegevoeligheid van de cellen en vermindert dus de insulinebehoefte, eventueel een aangepast dieet en insulineinjecties met een pen of pompje. |
Hoe behandel je diabetes type 2? | - Gewichtsnormalisatie - Na gewichtscorrectie een aan de behoefte aangepast dieet - Voldoende lichaamsbeweging - Zo nodig aangevuld met orale ‘antidiabetica’ - Zo nodig insuline injecties |
Wat zijn de late complicaties van diabetes en wat zijn hier de gevolgen van? | - Aandoening grote slagaders (macroangiopathie): hartinfarct, beroerte, claudicatio - Aantasting kleine bloedvaten (microangiopathie): retinopathie, nefropathie - Aantasting van het zenuwstelsel: neuropathie, maag, blaas, impotentie, hypotensie - Aantasting bind/steunweefsel: limited joint mobility - Atherosclerose: hartinfarct en ischaemische necrose van de tenen -Arteriolosclerose: diabetische retinopathie - Microangiopathie (de nieren en het netvlies: vernauwing, afsluiting, microaneurysmata, rupturen, bloedingen, trombose - (Poly)neuropathie: hypaesthesie, paraesthesiën, spontante pijnen, onopgemerkte verwondingen en verbrandingen - Diabetische voet - Cataract - Infecties |
Waarom hebben diabetes patiënten problemen met wondgenezing? | Diabetes verandert eiwitstructuren, de circulatie, de pijnsensatie en de opbouw van de huid. Allemaal factoren die invloed hebben op de wondgenezing. Uit de literatuur is bekend dat wondgenezing stagneert bij een glucosewaarde van > 9 mmol/l en een slechte voedingstoestand. |
Aan welke huidproblemen moet je denken bij diabetes? | - Huidsymptomen van diabetische vaatafwijkingen: diabetische dermopathie, diabetische ulcera, op erysipelas lijkend erytheem, purpura diabeticorum, rubeosis, teleangiëctasieën - Huidinfecties bij diabetes mellitus: erythrasma, huidinfecties met candida albicans, dermatofyten, staphylokokken, streptokokken, maligne otitis externa, necrotiserende fasciitis - Dermatologische complicaties |
Wat is glycogenolyse? | Glycogenolyse is het proces waarbij glycogeen wordt afgebroken en omgezet in glucose. Dit wordt gedaan door glucagon in de pancreas wat is aangemaakt door alpha cellen eilandjes van langerhans |
Wat is gluconeogenese? | Gluconeogenese is het opnieuw vormen van glucose. |
Welke soorten koolhydraten zijn er? | Monosachariden: glucose (druivensuiker), fructose (vruchtensuiker), galactose (deel van lactose, melksuiker). Disachariden: maltose (moutsuiker), sacharose (riet/biet: suiker!), lactose (melksuiker). Polysachariden: zetmeel, cellulose (celstof) niet opneembaar, mens mist cellulase. |
Waaruit bestaat de pancreas? | De pancreas bestaat uit twee soorten klierweefsel: endocrien deel vormt hormonen insuline en glucagon. Exocrien deel vormt enzymen nodig voor de spijsvertering |
Wat doet het exocrien gedeelte van de pancreas? | Dit deel vormt hormonen insuline en glucagon. De enzymen zorgen voor de suikervertering: amylase. De vetvertering: lipase en de eiwitvertering: trypsinogeen. |
Wat doet het endocrien gedeelte van de pancreas? | Het endocriene deel vormt enzymen nodig voor de spijsvertering. Eilandjes van Langerhans. Alpha cellen zorgen voor de productie van glucagon en Bèta cellen zorgen voor de productie van insuline. |
Wat is glycogenese? | Glycogenese is het omzetten van glucose in glycogeen en dit wordt gedaan door insuline in de pancreas door bèta cellen eilandjes van langerhans |
Wat is de werking van insuline op de koolhydraatstofwisseling (KH-stofwisseling)? | De secretie van insuline wordt gestimuleerd door een hoge glucose concentratie in het bloed (bijvoorbeeld na de maaltijd). Insuline stimuleert de opname van glucose in de cellen. De glycogenese (in de lever en de spieren wordt glucose omgezet in glycogeen). De omzetting van glucose in vet. |
Wat is de werking van insuline op de eiwitstofwisseling? | Insuline stimuleert de eiwitsynthese, remt de eiwitafbraak en remt glyconeogenese (het opnieuw vormen van glucose). |
Wat is de werking van insuline op de vetstofwisseling? | Insuline stimuleert de lipogenese (omzetten van glucose in vetten), het transport van triglyceriden naar vetweefsel. Insuline remt de lipolysis (vetverbranding), voorkomt excessieve productie van ketonen of ketacidose. |
Wat is de werking van glucagon op de koolhydraatstofwisseling (KH-stofwisseling)? | De secretie van glucagon wordt gestimuleerd door een lage glucose concentratie in het bloed (bijvoorbeeld honger). Glucagon stimuleert: de glycogenolyse in de lever (glycogeen wordt glucose). De glyconeogenese: de nieuwvorming van glucose uit lactaat, aminozuren en glycerol. |
Wat gebeurt er als we eten? | Hyperglycaemie. Hormoon insuline wordt gestimuleerd. In de lever gebeurt glycogenese > omzetten glucose in glycogeen. Lipogenese > omzetten glucose in vetten. bètacellen van langerhans |
Wat gebeurt er als we vasten? | Hypoglycaemie. Hormoon glucagon wordt gestimuleerd. In de lever gebeurt glycogenolyse > omzetten glycogeen in glucose. Gluconeogense > glucose vormen uit aminozuren en uit vetten door cortisol (hydrocortison) uit de bijnierschors. alpha cellen van langerhans |
Hoe ziet een te hoge bloedsuikerspiegel (hyperglycaemie) bij diabetes eruit? | Sufheid, blozend gelaat, droge huid, diepe ademhaling, acetonlucht, eventueel braken, pijn in de onderbuik. Langzaam ontwikkelend (in de loop van uren tot dagen) hyperglycemisch/diabetische coma. |
Hoe ziet een te lage bloedsuikerspiegel (hypoglycaemie) bij diabetes eruit? | Alleen bij behandelde diabeten door excessieve inspanning of te weinig eten, hongergevoel, duizeligheid, gapen, bleek zien, transpireren, hartkloppingen, eventueel neurologische en psychiatrische verschijnselen, snel ontwikkelend (in minuten) hypoglycemische/diabetische coma, bij een dreigend hypoglycemische coma kan men de patiënt via de mond wat suiker geven. |