7 Weblecture Huidverschijnselen CVI
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Test your skills in exam mode
Learn New Questions
Manual Mode [BETA]
Select your own question and answer types
Specific modes
Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
multiple choiceMultiple choice mode
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode
7 Weblecture Huidverschijnselen CVI - Leaderboard
7 Weblecture Huidverschijnselen CVI - Details
Levels:
Questions:
15 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Wat is CVI en hoe ontstaat het? | Aan chronische veneuze insufficiënte ligt een verhoogde veneuze druk ten grondslag, die ontstaat doordat de afvloed van veneus bloed gestoord is door obstructie, een insufficiënt kleppensysteem (waardoor het bloed terugstroomt, reflux) of onvoldoende spieractiviteit. Een ernstige mate van CVI is vaak het gevolg van een in het verleden doorgemaakte diep veneuze trombose; men spreekt dan van het post-trombotisch syndroom. |
Wat zijn oorzaken van CVI? | Insufficiënt kleppensysteem door: primaire varicositas, (recidiverende) tromboflebitiden, primaire klepinsufficiëntie in de venae perforantes, secundaire klepinsufficiëntie in de venae perforantes in het diepe systeem na trombose, congenitale afwezigheid van de kleppen in het diepe systeem (zeldzaam) en congenitale vaatanomalieën). Onvoldoende spieractiviteit door: inactiviteit (bijvoorbeeld invaliditeit, parese/paralyse, reumatoïde artritis, andere afwijkingen aan de spieren en het skelet). Afvloedbelemmeringen in het diepe veneuze systeem door: verhoogde veneuze afvoerweerstand in collaterale vaten en onvolledig gerekanaliseerde venen na trombose, acute trombose en bij ruimte-innemend proces in de kleine bekken |
Wat is het klinisch beeld van CVI? | CVI ontwikkelt zich geleidelijk in enkele tot vele jaren. Patiënten klagen vaak over een loom, zwaar en moe gevoel in de benen, prikkelingen, pijn, restless legs en dikke enkels. Sommige hebben pijn bij het lopen door diepe veneuze insufficiënte (veneuze claudicatie). Er zijn verschillende klinische verschijnselen die zich voordoen bij CVI: oedeem, stuwingserytheem, corona phlebectatica paraplantaris, hyperpigmentatie, atrophie blanche, uitgezette aderen, hypostatisch eczeem, ulcus cruris en lipodermatosclerose. |
Wat is het klinisch beeld van oedeem? | Oedeem is een vroeg symptoom van CVI. Het wordt in de loop van de dag erger, vooral wanneer de patiënt veel staat. In het beging verdwijnt de oedeem 's nachts nog. Met de duim kan men er een putje in drukken: pitting oedeem. Bij lang bestaande CVI kan zich ook non-pitting lymfoedeem ontwikkelen. Oedeem ontstaat door de drukverhouding van de hoge druk in de capillairen in de onderbenen, waardoor het vocht door de drukverhoudingen eerder uittreedt en minder snel terugvloeit naar de vaten. |
Wat is het klinisch beeld van stuwingserytheem? | Stuwingserytheem is een reactief erytheem, dat vooral distaal aan de benen voorkomt en bestaat uit zeer fijne teleangiëctasieën. |
Wat is het klinisch beeld van corona phlebectatica paraplantaris? | Corona phlebectatica paraplantaris is een belangrijk klinisch symptoom van CVI en bestaat uit een waaier van uitgezette venen aan de binnenenkel en de mediale voetrand. |
Wat is het klinisch beeld van hyperpigmentatie? | Hyperpigmentatie is het gevolg van uittreden van erytrocyten uit de capillairen. Het ijzer daarvan blijft als hemosiderine achter in de macrofagen in de huid en veroorzaakt een bruine verkleuring, die puntvormig of kleinvlekkig kan zijn, maar ook in grote velden kan optreden. |
Wat is het klinisch beeld van atrophie blanche? | Atrophie blanche wordt gekenmerkt door een wit verkleurd atrofisch gebied, waarin kleine rode puntjes te zien zijn; dit zijn uitgezette en hypertrofische capillairen, die deels getromboseerd zijn. De huid is zeer kwetsbaar; er kunnen zeer pijnlijke en moeilijk te behandelen ulceraties optreden. |
Wat is het klinisch beeld van hypostatisch eczeem? | Hypostatisch eczeem wordt gekenmerkt door een erythemateuze. schilferende en vaak nattende eruptie aan de onderbenen en de enkels, die geleidelijk of plotseling kan ontstaan. Er is hierbij een sterk verhoogd risico op het ontstaan van allergisch contacteczeem door lokaal aangebrachte geneesmiddelen, huismiddeltjes en verzorgende preparaten. Een kenmerk van hypostatisch eczeem is dat er ook elders op het lichaam eczeemplekken kunnen ontstaan (strooi-effecten). Andere mogelijke complicaties zijn secundaire infectie, generalisatie van het eczeem tot erytrodermie en een verhoogde kans op een ulcus cruris. |
Wat is het klinische beeld van lipodermatosclerose? | Lipodermatosclerose is een ontsteking van het subcutane vet, die gepaard gaat met sclerosering (verharding door fibrosering) van de subcutis en de cutis. De afwijking is gelokaliseerd aan (de mediale zijde van) een of beide onderbenen. In de acute fase lijkt het beeld op cellulitis met oedeem, roodheid en pijn (maar geen koorts). In de chronische fase is er geen oedeem meer, maar is de huid hard geworden, vaak bruin verkleurd (door hemosiderinepigment) en niet meer bewegelijk. Dit is een symptoom bij lang bestaande CVI. |
Welke nagelafwijkingen kunnen ontstaan bij lang bestaande CVI? | Onychohypertrofie, gele verkleuring, onychogryfose en subunguale hyperkeratose. |
Wat is pachydermie? | Pachydermie (dikke huid) is een verdikking van de huid door bindweefselhypertrofie, die vooral distaal optreedt (voorvoet, tenen). |
Wat is het klinisch beeld van hyperkeratose? | Een veranderde differentiatie van de keratinocyten geeft aanleiding tot hyperkeratose (schilfering) van de onderbenen, soms in grote witte of gele lamellen. |
Wat is acroangiodermatitis? | Acroangiodermatitis wordt gekenmerkt door livide geïnfiltreerde en soms inflammatoire plaques op de voorzijde van het onderbeen en de voetrug door proliferatie van capillairen en bindweefsel, die pijnlijk kunnen zijn en soms gaan ulcereren. |
Hoe ziet de CEAP classificatie van CVI eruit? | C0: geen tekenen van CVI; C1: teleangiëctasieën, venulen <3mm; C2: varices (>3mm); C3: oedeem; C4: huidafwijkingen (C4a: pigmentatie en/of eczeem; C4b: lipodermatosclerose en/of atrophie blanche); C5: genezende ulcus cruris; C6: ulcus cruris |