8 chemotherapie en mammaprint
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Course needs 15 questions
Learn New Questions
Manual Mode [BETA]
Select your own question and answer types
Specific modes
Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
multiple choiceMultiple choice mode
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode
8 chemotherapie en mammaprint - Leaderboard
8 chemotherapie en mammaprint - Details
Levels:
Questions:
14 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Wat is cytostatica? | - Ook wel oncolytica of chemotherapeutica genoemd - Verschillende soorten cytostatica werken in op verschillende fasen in de celdeling - Vaak worden cytostatica uit verschillende groepen gecombineerd. Waarom? Groter effect, minder resistentievorming, toxiciteit verminderd worden door lagere desering vanwege combinatie cytostatica - Toediening intermitterend, 2 à 3 weken tussenpoos, tumorcellen herstellen minder snel - Regionale geïsoleerde perfusie, bloed extremiteit isoleren van de rest van het lichaam, bloeddrukmachet, hart-longmachine. Bij melanoom, bij in transit metastasen |
In welke twee stadia wordt de celcyclus in onderscheiden? | - mitose (feitelijke kerndeling van de cel) - interfase (voorbereiding op de mitose) |
Wat is mitose? | - celdeling waarbij uit één cel twee genetisch identieke dochtercellen ontstaan die hetzelfde aantal chromosomen bezitten als de moedercel vier fasen: - profase; voorafgaand aan de profase hebben de draden van het chromatine zich verdubbeld waarna chromosomen ontstaan. hierin zijn de langgerekte chromatinedraden gespiraliseerd, waardoor zij kort en dik worden en onder de microscoop te zien zijn. de beide centrosomen (centriolen) komen verder van elkaar te liggen en begeven zich naar de polen. het kernmembraan en de kernlichaampjes, die tijdens de interfase nog wel zichtbaar zijn, verdwijnen |
Uit welke subfase bestaat de interfase? | - na een celdeling als een volwassen cel zijn taken wil uitvoeren komt deze in de G0 fase - als een cel zich wel wil gaan delen komt deze in de G1 fase - G1 fase = voorbereiding op mitose, vooral RNA-vorming - S fase = DNA vorming/replicatie - G2 fase = vooral vorming eiwitten en laatste voorbereiding op mitose |
Welke groepen cytostatica kennen we? | 1. Antimetabolieten 2. Cytostatische antibiotica/antitumor-antibiotica 3. Antimitotische cytostatica 4. Alkylerende stoffen 5. Topo-isomerase 1 en 2 remmers 6. Overige cytostatica |
Wat zijn antimetabolieten? | - Foliumzuur-antagonist: methotrexaat Purine-antagonisten: fludarabine, mercaptopurine Pyrimidine-antagonisten: cytarabine, flourouracil - G1, S, G2-fase - Metabolisme is stofwisseling, antistofwisselingsstofjes - Antimetabolieten grijpen aan in de opbouw van nucleïnezuren en eiwitten |
Wat zijn cytostatische antibiotica/antitumor-antibiotica? | - Bleomycine: veroorzaakt door generatie van vrije radicalen oxidatieve schade aan het DNA met als gevolg enkel- en dubbelstrengs breuken. - Mitomycine: alkyleert DNA én vormt dwarsverbindingen tussen DNA-strengen. Tijdens het herstel van het DNA treden er vervolgens breuken in het DNA op. - Doxorubicine (adriablastina) - Dactinomycine - Daunorubicine Effect: remming van de groei van tumoren; regressie van tumoren. - G1- en S-fase |
Wat zijn antimitotische cytostatica? | - Onder andere vinca-alkaloïden: binden specifiek aan β-tubuline. Hierdoor blokkeert de polymerisatie van β-tubuline met α-tubuline tot microtubuli, met als gevolg een remming van de mitose. Hierdoor wordt de cel meer ontvankelijk voor apoptose. - Taxanen (anti-microtubulaire stoffen): verhinderen depolymerisatie van cellulaire microtubuli tijdens de mitose. Dit resulteert in de remming van de normale dynamische reorganisatie van het microtubuli-netwerk, dat essentieel is voor de celdeling. Vinblastine (Velbe) – taxotere Vincristine (Oncovin) – Taxol Vinorelbine (Navelbine) - M-fase |
Wat zijn alkylerende stoffen? | - Alkylerende middelen alkyleren DNA door middel van reactieve moleculen en/of ionen. Zij veroorzaken enkel- en/of dubbelstrengs breuken van DNA óf van dwarsverbindingen tussen de twee complementaire DNA-strengen en verstoren daarmee DNA-matrixfuncties, DNA-synthese en -herstel. - Chloorambucil (Leukeran - Cyclofosfamide (Endoxan) - Melfalan (Alkeran) - Busulfan - Dacarbazine - Thiotepa - S-fase |
Wat zijn topo-isomerase 1 en 2 remmers? | - Remmen de werking van het eiwit Topo-isomerase - Topo-isomerase 1 remmers: binden aan het topo-isomerase I-DNA complex. Hierdoor treedt een stabilisatie op van dit complex en kunnen (reversibele) enkelstrengs DNA-breuken (veroorzaakt door topo-isomerase I) niet meer teniet worden gedaan. Hierdoor hopen enkelstrengs DNA-breuken zich op met als gevolg het optreden van (irreversibele) dubbelstrengs DNA-breuken. Dit resulteert in celbeschadiging en celdood. Irinotecan Topotecan -Topo-isomerase 2 remmers: Etoposide Teniposide - G1-, S-, G2-, M-fase |
Wat zijn overige cytostatica? | - Asparaginase G2-fase - Platina-verbindingen Cisplatine (bij testiscarcinoom) Carboplatine (bij ovariumcarcinoom) Oxaliplatine - Zeer toxisch - Geforceerde diurese |
Wat zijn bijwerkingen van Cytostatica? | - Beenmergdepressie: anemie, leukopenie, trombopenie - Hemopoëtische groeifactoren, Bijvoorbeeld G-CSF, GM-CSF - Slijmvliesbeschadiging - Misselijkheid en braken - Niertoxiciteit: Ruime diurese, Allopurinol - Vermoeidheid - Concentratiestoornissen (‘chemobrein’) - Neuropathie - Overig: Haaruitval, nagelveranderingen Invloed op fertiliteit Vroegtijdige menopauze Specifieke bijwerkingen van ieder middel |
Hoe ga je om met cytostatica? | - Agressief, carcinogeen, teratogeen - Soms irriterend, blaartrekkend - Down-flow Laminar kast - Beschermende kleding - Protocollen |
Waarvoor kan cytostatica ingezet worden? | - Curatief - Palliatief - Neo-adjuvante therapie - Adjuvante therapie - Concomitant: gelijktijdig Chemo als radio-sensitizer |
Waarom wordt er vaak gewerkt met combinaties van cytostatica uit verschillende groepen? | Wanneer een cel resistent wordt tegen een bepaalde chemotherapeuticum, wordt deze vaak tegelijkertijd resistent tegen een andere chemotherapeutica van dezelfde klasse. dit noemt men kruisresistentie. belangrijk is dat verschillende vormen van cellulaire resistentie experimenteel kunnen worden geïnduceerd door cellen bloot te stellen aan subletale concentraties van een chemotherapeuticum. de kans dat in een enkele tumorcel gelijktijdig resistentie optreedt tegen twee chemotherapeutica met een verschillend werkingsmechanisme is kleiner. dit uitgangspunt vormt de basis voor het gebruik van combinatietherapie. combinatiebehandeling heeft dus, naast een additieve of synergistische werking, als effect dat een cel die resistent is tegen middel A, alsnog gedood kan worden door middel B. |