SEARCH
You are in browse mode. You must login to use MEMORY

   Log in to start

Bestuursrecht (Week 1&2)


🇳🇱
In Dutch
Created:


Public
Created by:
Bas Dubbelman


0 / 5  (0 ratings)



» To start learning, click login

1 / 20

[Front]


Benoem een voorbeeld van de algemene en bijzondere bestuursrechtelijke wetten.
[Back]


Algemeen: Awb Bijzonder: Bijv. Omgevingsrecht, huisvestingsrecht, vreemdelingenrecht, etc.

Practice Known Questions

Stay up to date with your due questions

Complete 5 questions to enable practice

Exams

Exam: Test your skills

Test your skills in exam mode

Learn New Questions

Dynamic Modes

SmartIntelligent mix of all modes
CustomUse settings to weight dynamic modes

Manual Mode [BETA]

Select your own question and answer types
Specific modes

Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
multiple choiceMultiple choice mode
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode

Bestuursrecht (Week 1&2) - Leaderboard

2 users have completed this course

No users have played this course yet, be the first


Bestuursrecht (Week 1&2) - Details

Levels:

Questions:

20 questions
🇳🇱🇳🇱
Benoem een voorbeeld van de algemene en bijzondere bestuursrechtelijke wetten.
Algemeen: Awb Bijzonder: Bijv. Omgevingsrecht, huisvestingsrecht, vreemdelingenrecht, etc.
Het bestuursrecht ziet op wat?
Op het openbaar bestuur. Dit wordt geregeld via de UM.
O.b.v. wat wordt een b-orgaan in het leven geroepen?
O.g.v. een wettelijk voorschrift (legaliteitsvereiste).
Benoem de vijf termen van het bestuursrecht.
De termen: 1. Organisatie 2. Bevoegdheden 3. Normering 4. Handhaving 5. Rechtsbescherming
Waarom is het bestuursrecht maatschappelijk relevant en van belang?
Het bestuursrecht is van belang, omdat de Nederlandse overheid steeds meer taken naar zich heeft toegetrokken. Dit resulteert uiteindelijk in een verzorgingsstaat e.d. Het bestuursrecht overziet al deze zaken en dient dan ook in maatschappelijke context bekeken te worden.
Benoem de twee uitgangspunten van het bestuursrecht.
De uitgangspunten: 1. Legaliteitsvereiste (bevoegdheden dienen op een wet te berusten) 2. Specialiteitsvereiste (het bestuur mag bij het aanwenden van de bevoegdheid slechts het belang behartigen waarvoor deze speciaal is vastgesteld, niet een ander belang dus)
Benoem de hiërarchische opbouw van rechtsbronnen voor het staats- en bestuursrecht.
De opbouw: 1. Verdragen 2. Statuten 3. Grondwet 4. WiFz 5. AMvB 6. Ministeriële regeling 7. Provinciale verordening 8. Gemeentelijke verordening 9. Beleidsregels - Voorschriften
Definieer de gelede normstelling.
Constructie waarbij de toepasselijkheid van een rechtsregel niet enkel uit de wet is af te leiden, maar in een combinatie met andere, lagere regelingen. Kan zowel verticaal als horizontaal.
Benoem de vier doelen van de Awb.
De doelen: 1. Er zou meer eenheid in de bestuursrechtelijke wetgeving moeten komen; 2. Het systematiseren en vereenvoudigen van bestuursrechtelijke wetgeving; 3. Het in de wet vastleggen van normen die in de rechtspraak zijn ontwikkeld; 4. Het treffen van voorzieningen die naar hun aard een algemene regeling behoeven zodat ze niet in elke regeling afzonderlijk geregeld hoeven te worden.
Benoem en definieer de vier manieren waarop de Awb richting geeft aan andere wetgeving.
De manieren: 1. Dwingend recht: Lagere wetgeving mag niet afwijken, bijzondere (egale) wetgeving wel, die gaan dan zelfs voor op de Awb (bijv. art. 6:7 Awb) 2. Regelend recht: Awb bevat hoofdregel, maar staat afwijking in lagere wetgeving uitdrukkelijk toe (bijv. art. 4:1 Awb) 3. Aanvullend recht: De regel is in beginsel te vinden in andere wetgeving, maar wanneer in de betreffende regeling niets staat, geldt de bepaling van de Awb (bijv. art. 3:6 Awb) 4. Facultatief recht: Geeft in gevallen waarin het nemen van besluiten niet reeds bij wettelijk voorschrift is bepaald, aan andere regelgevers en bestuursorganen die bevoegdheid (bijv. art. 3:10 Awb)
Definieer openbaar bestuur.
Het openbaar bestuur is niet één bestuur, het is een abstract begrip. Het openbaar bestuur bestaat namelijk uit diverse niveaus door diverse organisaties. Denk hierbij aan de EU, regering, provincies, gemeenten en waterschappen. Het openbaar bestuur maakt deel uit van de overheid, maar is niet de overheid (WM, RM).
Wat is een openbaar lichaam?
Een publieke gemeenschap met een zekere democratische legitimatie. De wet stelt deze in en regelt hun taken en bevoegdheden.
Benoem de openbare lichamen per niveau.
De niveaus: 1. Centraal niveau: Staat, ministeries en zbo's 2. Decentraal niveau: Provincies, gemeenten, waterschappen, de SER en de openbare lichamen voor bepaalde beroepen
Welk artikel kent rechtspersoonlijkheid toe aan een OL?
Art. 2:1 BW. Een WiFz regelt dit, vandaar publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid.
Benoem de bestuursorganen die onder de OL vallen.
Staat: regering en de onderdelen daarvan Provincies: PS, GS en de commissaris Gemeenten: gemeenteraad, burgemeester en het college Deze onderdelen handelen in de naam van de OL (rechtspersoon), ook privaatrechtelijk
Definieer bestuursorganen.
In art. 1:1 lid 1 Awb worden twee onderscheiden gemaakt: A-organen: Orgaan van rechtspersoon dat krachtens publiekrecht is ingesteld B-organen: Een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed Art. 1:1 lid 2 geeft een lijst met wat geen bestuursorgaan kan zijn.
Benoem merkwaardigheden van a-organen.
Zie nader: 1. Awb in beginsel van toepassing op al hun handelen (b-organen voor zover ze openbaar gezag uitoefenen) 2. A-organen zijn de bestuursorganen van de staat 3. Door rechtspersoonlijkheid kan een a-orgaan deelnemen aan het privaatrechtelijke rechtsverkeer
Wanneer oefent een b-orgaan openbaar gezag uit?
Wanneer ze jegens derden bevoegdheden uitoefenen waarbij de rechtsposities van die derden eenzijdig kunnen worden bepaald. Hierbij gedragen ze zich als overheid, dus handelen ze uit openbaar gezag. Denk hierbij aan de garage m.b.t. de apk-keuring (wielen vervangen geen openbaar gezag, keuren wel).
Benoem de andere variant van het a-orgaan.
Dit is een orgaan met een eigen wettelijke taak die publiekrechtelijk is ingesteld o.g.v. art. 2:1 lid 2 BW jo. een bijzondere wet.
Definieer de ZBO m.b.t. art. 1:1 lid 1 Awb.
De ZBO: 1. Niet hiërarchisch ondergeschikt aan een minister 2. Overheidsniveau handelingen, maar geen bestuurlijke/democratische controle 3. Sommige zijn a-organen, sommige b-organen 4. Altijd bestuursorganen in de zin van de Awb