Kaartjes begrippen reader nederlands
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Exam mode unavailable
Kaartjes begrippen reader nederlands - Leaderboard
Kaartjes begrippen reader nederlands - Details
Levels:
Questions:
55 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Emotieve waarde | Waardering gebaseerd op of het boek je iets ‘doet’ [Welke emoties voel je bij het boek] |
Esthetische waarde | Waardering van ‘mooi’ en ‘lelijk’ in het boek |
Morele waarde | Waardering op het gebied van normen en waarden die in het boek voorkomen. |
Realistische waarde | Waardering van de geloofwaardigheid van het verhaal, van de relatie tussen werkelijkheid en fictie |
Fictie | Teksten gebaseerd op de fantasie van de schrijver |
Non-fictie | Teksten gebaseerd op de werkelijkheid [een persoon of gebeurtenis bijv.] |
Chronologie | Tijdverloop van een verhaal [wat kwam eerst, wat daarna etc.] |
Fabel | De [volgorde van de] verhaalgebeurtenissen in chronologische volgorde |
Sujet | De presentatie[/volgorde] van de verhaalgebeurtenissen zoals die in het verhaal zijn gegeven |
Flashbacks | Terugblik die het chronologische verhaalverloop onderbreekt |
Flashforwards | Verwijzing naar iets wat in de toekomst gaat gebeuren |
Tijdsprong | Een stuk tijd dat wordt overgeslagen |
Verteltijd | Het aantal bladzijden van een boek of scene [hoelang duurt het om te lezen] |
Vertelde tijd | De tijd die gebeurtenissen in het boek in beslag nemen [hoelang het in uren/dagen duurt als het boek zich in de werkelijkheid zou afspelen] |
Tijdverdichting | Gebeurtenissen die worden verteld in een verteltijd korter dan de vertelde tijd [dingen worden minder uitgebreid opgeschreven, tijdsversnelling] |
Tijdvertraging | De verteltijd is langer dan de vertelde tijd [dingen worden uitgebreider opgeschreven] |
Beeldvormende ruimte | De ruimte die de lezer een beeld geeft waar het verhaal zich afspeelt. |
Belangenruimte | Ruimte die een versterkende invloed heeft op de gebeurtenissen |
Ruimte | De plaats, omgeving en omstandigheden waarin een verhaal zich afspeelt. |
Contrastwerking | Als er verschil in ruimte wordt gebruikt om het thema te verduidelijken |
Ab ovo | In het verhaal wordt het [chronologische] begin van de gebeurtenissen als eerst verteld. |
In medias res | Het verhaal begint ergens in het [chronologische] midden van de gebeurtenissen |
Post rem | Het verhaal begint bij het [chronologische] eind van de gebeurtenissen |
Gesloten eind | Het einde is helemaal duidelijk, je weet alles bij de afloop |
Open eind | Het einde is (deels) onduidelijk, je weet dingen niet bij de afloop |
Raamvertelling | In een verhaal worden onafhankelijk van elkaar verschillende verhalen verteld |
Verhaalinzet | De manier waarop het verhaal begint. |
Verhaallijn | Een samenhangende[/bij elkaar horende] reeks gebeurtenissen. |
Protagonist | [Hoofdpersoon] Persoon waar het verhaal om draait, waarin het thema te zien is. |
Antagonist | Tegenspeler[/tegenstander/vijand] van de protagonist |
Flat character | Een figuur in het verhaal die niet uitgebreid wordt uitgelegd en niet veranderd in het verhaal |
Round character | Een figuur in het verhaal die we leren kennen en zich ontwikkelt in het verhaal. |
Alwetende verteller/auctoriaal perspectief | De verteller weet alles van elk personage op elk moment. Hij kent ook de afloop van het verhaal. |
Hij/zij-perspectief/Personaal perspectief | De tekst is geschreven vanuit 1 personage dat met hij of zij wordt aangeduid, de lezer kent alle gevoelens en gedachten bij die persoon |
Ik-perspectief | De verteller is een ik die het verhaal beleeft of beleefd heeft. |
Perspectief/vertelwijze | Manier waarop de verteller in het verhaal zit |
Tussenvorm | Vertelperspectief tussen het personale perspectief en het alwetende perspectief in |
Spanning | [de beste beschrijving is] De drang tot doorlezen |
Motief | Terugkerend element in het verhaal/verschijnselen gebeurtenissen of situaties die in verband staan met het thema |
Leidmotief | Letterlijk herhaalde details die in verband kunnen worden gebracht met het thema |
Thema | De algemeen menselijke ervaring die centraal staat in het boek |
Proloog | Voorwoord van de schrijver [beter gezegd: Wat er … jaar/uur geleden gebeurde…] |
Epiloog | Nawoord van de schrijver [beter gezegd: Wat er … jaar/uur later gebeurde…] |
Intermezzo | Tussenstuk in een verhaal |
Motto | Een citaat dat aan het boek voorafgaat waarmee de schrijver een hint geeft voor de interpretatie van zijn werk |
(Auto)biografie | Een geschreven levensbeschrijving (over en door jezelf) |
Column | Kort verhaaltje waarin de schrijver zijn mening verkondigd (is soms nogal kritisch) |
Essay | Beschouwing van een bepaald onderwerp |
Novelle | Een tekst met 1 gebeurtenis, een aantal personages, beperkte karakterontwikkeling en een eenvoudige intrige (superkort verhaal) |
Polemiek | Een ‘ruzie’ op papier, een ‘pennenstrijd’ |
Roman | Uitgebreide tekst met meerdere hoofdpersonen en meerdere verhaallijnen [Normaal/lang verhaal] |
Citaat | Letterlijke verwijzing naar een andere tekst |
Indirecte verwijzing | Niet letterlijke verwijzing die wel als verwijzing herkenbaar is |
Intertekstualiteit | Het naar elkaar verwijzen van teksten en andere kunstwerken |
Verborgen opname | Onder het oppervlakte van een tekst is een verwijzing zichtbaar naar een andere tekst of naar een ander kunstwerk. Deze verwijzing is niet duidelijk te herkennen, maar wel betekenisvol. |