Week 2 Hersenen en Gedrag, Minor Toegepaste Psychologie
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Test your skills in exam mode
Learn New Questions
Manual Mode [BETA]
Select your own question and answer types
Other available modes
Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode
Week 2 Hersenen en Gedrag, Minor Toegepaste Psychologie - Leaderboard
Week 2 Hersenen en Gedrag, Minor Toegepaste Psychologie - Details
Levels:
Questions:
27 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Zoek uit wat de werking van 'reuptake inhibitors' is en noem twee medicijnen of drugs die volgens dit principe werken | Reuptake = neuronen gaan terug naar de cel waar ze vandaan kwamen = heropname. Ze gaan eindpunt van axon terug. Inhibitors = medicijnen die voorkomen dat de neuronen teruggaan. Neurotransmitters blijven in de synaptische kloof. Dan gaan ze nog een keer contact maken met de receptor en nog een keer en nog een keer. SSRI = antidepressivum, Cocaïne = zorgt ervoor dat dopamine niet terug kan, Ritalim = gebruikt bij ADHD, in bepaalde circuits kan dopamine niet terugkomen. |
Leg in je eigen woorden uit wat wordt bedoeld met 'neurale correlaten' | De relatie tussen hersenactiviteit en gedrag. Het is de samenhang tussen processen in de hersenen en het gedrag/ervaring aan de andere kant |
Leg in je eigen woorden uit waarom het zo moeilijk is om neurale correlaten te vinden? | Er spelen heel veel problemen op. iedereen ervaart dingen anders, gebeurt op een andere plek in de hersenen etc. is heel moeilijk 1. Hoe definieer je ervaring/proces/gedrag? 2. Waarom zou het op één plek zitten? 3. Wat betekent activiteit in een gebied? 4. Waarom zou het bij iedereen op dezelfde manier georganiseerd zijn? 5. Hoe kun je geïsoleerd onderzoeken? 6. Van praktische aard. |
NA | NA |
Wat is makkelijker te vinden denk je: het neurale correlaat van het bewegen van je armspieren of her neurale correlaat van het geheugen? Welke van de vraag 2 genoemde redenen spelen hier een rol? | Makkelijker = armspieren. Geheugen is moeilijker vanwege punt 1: hoe definieer je ervaring/proces/gedrag?,2: Waarom zou het op één plek zitten?,3: Wat betekent activiteit in een gebied? en 4: Waarom zou het bij iedereen op dezelfde manier georganiseerd zijn |
Wat is makkelijker te vinden het neurale correlaat van de regulatie van hartslag of het neurale correlaat van het ervaren van muziek? | Makkelijker hartslag. Bij muziek spelen zoveel zaken een rol, iedereen ervaart het ander. |
Van welk onderdeel van het zenuwstelsel maken de hersenen deel uit? | Het centrale zenuwstelsel |
Geef commentaar op de volgende stelling: 'De hersenen staan in verbinding met je hele lichaam.' | Ja klopt. overal in je lichaam zitten neuronen en cellen die uitlopers zijn van de hersenen en het ruggenmerg |
Wat is het verschil tussen het sympathische en het parasympathische zenuwstelsel? | - Sympathisch = energieverbruik -> bijvoorbeeld snellere hartfrequentie, grotere pupillen, verwijding van de bloedvaten, lagere spijsverteringsactiviteit en een diepere ademhaling. - Parasympathisch = energieherstel -> toename speeksel mond, grotere activiteit van het spijsverteringsstelsel en een lagere hartfrequentie -> bouwstenen uit voedsel zoals eiwitten herstellen - Beide systemen altijd actief, de mate verschilt per situatie |
Wat is de functie van een neuron? | Informatie overdragen |
Wat zijn de belangrijkste onderdelen van een neuron? | - Celmembraan - Cellichamen - Celkern - Dendrieten - Axonheuvel - Axon - Gliacel - Myelene schede - Knopen van Ranvier - Axon terminals/eindknopen |
Beschrijf in je eigen woorden, hoe de informatieoverdracht tussen neuronen verloopt? | Informatie komt binnen in de dendrieten. Gaan dan door de axon naar de eindknopen. Daarvandaan kan de informatie door worden gegeven aan weer een nieuwe neuron. Op het membraan van de dendrieten zitten chemische ionenpoorten. Als er contact wordt gemaakt met de poorten door neurotransmitters, gaan de poorten open. Dan gaan de geladen deeltjes zich bewegen, en er komen geladen deeltjes naar binnen. Het spanningsverschil veranderd en indien de drempelwaarde bereikt wordt (-55 millivolt), gaan de deeltjes door naar de axon. De elektrische ionenpoorten gaan open waardoor de geladen deeltjes door kunnen naar het eindpunt in de axon. Het blaasje knapt open en de neurotransmitters komen vrij en zorgen ervoor dat de chemische ionenpoorten van de nieuwe cel weer opengaan. |
Wat verstaat men onder het rustpotentiaal? | De cel is klaar om signaal af te geven, maar doet dat nog niet. De drempelwaarde is niet bereikt |
Wat verstaat men onder het actiepotentiaal? | De neuron geeft signaal door aan de volgende neuron. De drempelwaarde is bereikt en de neuronen vuren |
Wat verstaat men onder drempelwaarde? | Dat is een verhouding tussen de negatief en positief geladen deeltjes. Normaal gesproken is de binnenkant van de cel -65 millivolt. Als deze stijgt naar -55, is de drempelwaarde bereikt en gaan de elektrische poorten van de axon open. |
Hoe kunnen geladen deeltjes (ionen) zich verplaatsen? | Dat gebeurd door de pompen. Die verplaatsen de ionen. Daarnaast kunnen de ionen zich verplaatsen als de neurotransmitters de ionenpoorten opendoen. |
Wat zou er gebeuren als alle ionenpoorten van een neuron gesloten zouden blijven? | Dan zou er geen informatieoverdracht zijn en reageert met niet. Dan zouden de pompen hun werk doen. Die zouden tot rustpotentiaal brengen maar verder gebeurd er niks. Spanningsverschil verandert niet, neuron geeft geen neurotransmitter vrij. Dus geen mogelijkheid tot actiepotentiaal -> iemand valt ter plekke neer |
Wat zou er gebeuren als alle ionenpoorten van een neuron open zouden blijven? | De pompen zijn aan het werk, maar het werk van de pompen wordt teniet gedaan want ze kunnen door de pompen gelijk weer naar binnen of naar buiten. Cel komt niet tot rustpotentiaal en ook nooit naar actiepotentiaal -> leidt tot overlijden. Zou kunnen gebeuren door gifstoffen. Die gooien poorten open of dicht/medicijnen/drugs kunnen er ook voor zorgen. |
Wat is myeline en waar zorgt het voor? | Een signaal dat van knoop naar knoop wordt geschoten. Het zorgt ervoor dat er geen deeltjes weglekken en het signaal snel over wordt gedragen. |
Als je geboren wordt is de myelinisatie in het ruggenmerg verder ontwikkeld dan in de voorhersenen. Waarom zou dit zijn? | Myeline verbindt en verbetert het proces. Bij ons nog bezig met maken van verbindingen van myeline. Dat betekent dat processen sneller gaan verlopen. Voorhersenen regelt impulsbewegingen, planne, etc. Ruggenmerg regelt slaap, honger, etc. Als baby dus slechte verbindingen heeft op plekken in hersenen waar je niet overleeft, gaat baby dood. |
Wat zijn receptoren en wat is het verschil met ionenpoorten? | Receptor is de 'haven' van een neurotransmitter. Een neurotransmitter heeft een bepaalde receptor waar hij precies op past. Daardoor gaan de ionenpoorten open. De receptor is een soort bodyguard voor de poort. |
Als een neurotransmitter in de synaptische kloof komt, kunnen er met deze neurotransmitter verschillende dingen gebeuren. Welke zijn dat? Beschrijf ze kort. | - Ze hechten aan de receptor van het ontvangende neuron. - Ze gaan weer terug naar het oorspronkelijke neuron voor hergebruik - Ze worden opgeruimd |
Wat gebeurt er bij een ontvangende neuron als een neurotransmitter remmend is? Gebruik in je antwoord het begrip drempelwaarde. | Negatieve deeltjes komen binnen. Remmend zorgt voor meer spanningsverschil, waardoor je verder van de drempelwaarde afzit. Blijft in rustpotentiaal. |
Wat gebeurt er bij een ontvangende neuron als een neurotransmitter stimuleren dis? Gebruik in je antwoord het begrip drempelwaarde. | Komen positieve deeltjes binnen. Stimulerend bereik je sneller de drempelwaarde, omdat het spanningsverschil minder wordt. Elektrische ionenpoort zal opengaan als drempelwaarde is gehaald. Dan is er actiepotentiaal. |
Heeft een exciterende neurotransmitter altijd een stimulerend effect op de persoon? | Nee, ligt aan de functies van het circuits van de neuronen. Neuronen zijn verbonden in circuits. Je hebt ook circuits die zorgen voor dempen. Die zorgen dat andere circuits rustiger worden. Als je zo'n circuit gaat exciteren, gaan andere circuits hun werk niet goed doen. Als je rempedaal exciteerd, stopt het uiteindelijk toch. Stel je zit in een slaapcentrum. Stel dat dat gestimuleerd word, val je in slaap en is de neus niet gestimuleerd. Bij ritalin is het zo dat er hersenactiviteit gestimuleerd wordt, maar jij als persoon rustiger wordt. |
Hoe verandert een bepaalde drug de informatieoverdracht waardoor je langerzamer wordt/later reageert/vermoeider bent? | - Alcohol: gaat op receptor zitten, waardoor het signaal vertraagd wordt. De informatieoverdracht gaat langzamer waardoor je later reageert/vermoeider bent. - XTC: bindt zich aan de transporter, waardoor de serotonine niet teruggepompt kan worden en in de synaps blijft. De XTC bevordert de afgifte van serotonine. Dat komt omdat XTC de vorm van de transporter verandert, waardoor deze als het ware van richting verandert. De transporter pompt XTC in de cel en serotonine gaat naar buiten. Beide processen leiden tot een ophoping van serotonine in de synapsspleet, waardoor serotonine vaker bindt aan de serotoninereceptoren waardoor er vaker signalen verstuurd kunnen worden. De verhoogde activiteit van serotonineneuronen veroorzaakt het gelukzalige gevoel en verbondenheid met anderen. Het kan ook leiden tot uitdroging of watervergiftiging. |
Veel medicijnen/drugs zijn lichamelijk verslavend. Dat wil zeggen dat de gebruiker er steeds meer van nodig heeft (tolerantie) en vaak sterkere ontwenningsverschijnselen ervaart. Verklaar beide effecten a.d.h.v. de term 'down-regulation'. | Door herhaaldelijk gebruik, vindt er meer binding plaats van neurotransmitters aan receptoren. Door deze overstimulatie sterven receptoren af = down-regulation. Als je wilt stoppen, zijn die poorten nog dicht, en kan je dus minder genieten, waardoor je dus sneller de neiging hebt om weer te gaan gebruiken. Down-regulation betekent dat de receptoren afnemen. De gebruiker heeft steeds meer van het middel nodig om het oorspronkelijke effect te weeg te brengen = tolerantie verslavingsverschijnsel. |
Wat wordt er bedoeld met 'up-regulation' en wanneer vindt dat plaats? | Dit is een toename van de receptoren. Dat gebeurt als er herhaaldelijk minder binding is. Als je stopt met middelengebruik. Neuron denk: ik krijg zo weinig binnen. Ik gooi er weer wat receptoren bij |
Zoek uit wat de werking van 'reuptake inhibitors' is en noem twee medicijnen of drugs die volgens dit principe werken | Reuptake = neuronen gaan terug naar de cel waar ze vandaan kwamen = heropname. Ze gaan eindpunt van axon terug. Inhibitors = medicijnen die voorkomen dat de neuronen teruggaan. Neurotransmitters blijven in de synaptische kloof. Dan gaan ze nog een keer contact maken met de receptor en nog een keer en nog een keer. SSRI = antidepressivum, Cocaïne = zorgt ervoor dat dopamine niet terug kan, Ritalim = gebruikt bij ADHD, in bepaalde circuits kan dopamine niet terugkomen. |