Week 6 Hersenen en Gedrag, Minor Toegepaste Psychologie
🇳🇱
In Dutch
In Dutch
Practice Known Questions
Stay up to date with your due questions
Complete 5 questions to enable practice
Exams
Exam: Test your skills
Test your skills in exam mode
Learn New Questions
Manual Mode [BETA]
Select your own question and answer types
Other available modes
Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode
Week 6 Hersenen en Gedrag, Minor Toegepaste Psychologie - Leaderboard
Week 6 Hersenen en Gedrag, Minor Toegepaste Psychologie - Details
Levels:
Questions:
22 questions
🇳🇱 | 🇳🇱 |
Behalve intonatie heeft taal nog meer muzikale aspecten. Welke? | Accentuering, pauzes, tempo, hoogte, volume, frequentie. |
Wat zijn kenmerken van taal? | - Er zijn ontelbare combinatiemogelijkheden - Onbeperkt expressieve mogelijkheden - Recursiviteit = het uitbreiden van een zin - Grammatica: syntaxis, morfologie, fonologie, klanken, bewegingen, imitatie en motoriek. - Conclusie: Je kunt taal definiëren en kenmerken benoemen, maar of bepaalde klanken door de hersenen als taal worden verwerkt, hangt af van de omgeving waarin iemand is opgegroeid. - Systeem met regels. Heeft te maken met hoe je het combineert. En daarnaast zijn de combinatiemogelijkheden onbeperkt. Elke taal heeft regels over zindelen, hoe je woorden vormt en welke klanken wel kunnen. |
Is communicatie hetzelfde als taal? | Biologen zeggen dat het hetzelfde is. Anderen niet. Als je het hebt over taal, dan heb je het over klanken waar regels aan zitten. Antwoord is nee. Taal is veel specifieker. Communicatie is om iets over te brengen. |
Behalve intonatie heeft taal nog meer muzikale aspecten. Welke? | Accentuering, pauzes, tempo, hoogte, volume, frequentie. |
Wat zijn bij taal, voor zover bekend, verschillen tussen de linker- en rechterhemisfeer? | - Links: korte termijnprocessen: analyse klanken, woordvormen, betekenis woorden, grammatica, vocabulair. - Rechts: lange(re) termijn processen: gevoel, prosodie, dubbele betekenissen (ironie, humor, metaforen), zinnen, structuur, beurtgedrag |
Behalve intonatie heeft taal nog meer muzikale aspecten. Welke? | Accentuering, pauzes, tempo, hoogte, volume, frequentie. |
Behalve intonatie heeft taal nog meer muzikale aspecten. Welke? | Accentuering, pauzes, tempo, hoogte, volume, frequentie. |
Waar zit het gebied van Broca en waar het gebied van Wernicke? | Ze zitten beide in de linkerhemisfeer maar in de rechterhemisfeer gebeurt ook veel. - Broca -> Motorische cortex -> taalproductie - Wernicke -> Temporaalkwab -> taalbegrip |
Wat zijn kenmerken van de afasie van Broca? Kijk naar zowel taalproductie als taalbegrip. | Problemen bij productie en begrip. - Begrip: voorzetsels, functiewoorden. De grammatica is passief/actief, onderwerp, lijdend voorwerp. - Men is aan het worstelen met taal - Filmpje waarbij de meneer antwoord geeft in een paar woorden met lange pauzes - Taal begrijpen gaat goed, maar taal vormen/spreken niet, dus de productie gaat niet goed. Non fluent aphasia - Expressief of motorisch - Zorgt voor spraak en ook voor het in stilte tegen zichzelf praten. Ook is het gebied actief bij het denken aan, en uitvoeren van lichaamsbewegingen - Motorische afasie, hebben moeite met het begrijpen van grammatica en spontaan iets (na) zeggen. |
Behalve intonatie heeft taal nog meer muzikale aspecten. Welke? | Accentuering, pauzes, tempo, hoogte, volume, frequentie. |
Behalve intonatie heeft taal nog meer muzikale aspecten. Welke? | Accentuering, pauzes, tempo, hoogte, volume, frequentie. |
Wat zijn kenmerken van de afasie van Wernicke? Kijk naar zowel taalproductie als taalbegrip. | Moeite met taalbegrip, niet moeite met productie. Er is wel moeite met de inhoud van productie. Men heeft dan veel loze taal en woordvindingsproblemen: woord vervangen door andere vaak nietszeggende termen. - Het filmpje waarbij de meneer geen antwoord geeft op de vraag, maar aan een stuk door praat - Het begrip is verstoord, maar de productie werkt wel nog goed. Mensen zijn zich niet bewust van wat ze zeggen. Fluent aphasia - Receptief of sensorisch - Belangrijk om taal te begrijpen. Hierdoor kun je last krijgen van dyslexie of sensorische afasie - Er is verstoord taalbegrip, de patiënt begrijpt niet wat er wordt verteld en gebruikt zelf vaak lange zinnen zonder inhoud - Verantwoordelijk voor het kunnen praten |
Behalve intonatie heeft taal nog meer muzikale aspecten. Welke? | Accentuering, pauzes, tempo, hoogte, volume, frequentie. |
Bij afasie van Broca en Wernicke is het taalbegrip verstoord, maar op een andere manier. Wat is anders? | - Bij Wernicke is het taalbegrip veel meer verstoord dan bij Broca. - Broca zit tegen motor gebied aan. Bij afasie hiervan is grammatica moeilijk. Stoornis met grammatica. Hij begrijpt klanken wel. - Wernicke zit bij klanken verwerking/geluidgebied. Moeite met taalbegrip, maar dat zit fase eerder. Klanken komen binnen en die komen minder goed binnen - Afasie Wernicke = alle klanken gehoord maar komt niet binnen - Afasie Broca = klanken goed verwerkt maar niet grammatica verwoorden. Wel bewust van dat het misgaat. |
Behalve intonatie heeft taal nog meer muzikale aspecten. Welke? | Accentuering, pauzes, tempo, hoogte, volume, frequentie. |
Is er bij beide typen afasie sprake van woordvindingsproblemen? | Nee, bij Broca is er geen sprake van woordvindingsproblemen. |
Behalve intonatie heeft taal nog meer muzikale aspecten. Welke? | Accentuering, pauzes, tempo, hoogte, volume, frequentie. |
Waarom is het moeilijk neurale correlaten van taal te onderzoeken? | Omdat het moeilijk is om te vinden waar precies hersenactiviteit is bij taal. Er spelen veel hersengebieden een rol bij taal dus het is lastig om neurale correlaten te onderzoeken. - In het boek hersenwerk staat over taal: 'Ze heeft vele kenmerken van een psychologische adaptatie.' |
Wat zijn ook al weer de kenmerken van een psychologische adaptatie? | - Adaptatie heeft duidelijke functie - Automatisch - Bestaat uit verschillende onderdelen - Complex van aard |
Behalve intonatie heeft taal nog meer muzikale aspecten. Welke? | Accentuering, pauzes, tempo, hoogte, volume, frequentie. |
Geef bij elk kenmerk van de psychologische adaptaties aan in hoeverre taal aan dat kenmerk voldoet. | - Duidelijke functie = Ja - Automatisch = Ja (indien er geen stoornis is) - Verschillende onderdelen = Ja (klanken, hoogtes, etc.) - Complex = Ja (grammatica) - Voldoet aan alle kenmerken = psychologische adaptatie |
Wat bedoelt men met recursiviteit in taal? | Meerdere zinnen in één zin |
Wat is de opvatting van Chomsky en wat is de opvatting van Skinner over hoe we onze moedertaal leren? | - Chomsky = aangeboren. Chomsky is ervan overtuigd dat de basis is aangeboren. Dat vindt hij omdat het aanbod van taal soms heel slecht kan zijn, maar kinderen toch goed grammatica leren - Skinner = aangeleerd (behaviorisme). Skinner zegt dat het te maken heeft door de omgeving waar je opgroeit en hoe het is aangeleerd. |
Is de communicatie van Kanzi te vergelijken met onze taal? | Ja? De aap snapt wat er gezegd word. de aap kan zelf alleen niet zoveel klanken als een mens genereren, waardoor hij niet kan praten. Klanken, bewegingen, imitaties en motoriek zijn overeenkomsten tussen mensen en dieren. |
Wat is er bekend over genen en taal? | Het FOXP2-gen beïnvloed taal. De mens heeft op twee plaatsen anderen bouwstenen in het FOXP-2 gen. Mutaties in het gen kunnen spraakproblemen veroorzaken. Het FOXP-2 gen is niet hét gen voor de taal, het is namelijk niet terug te voeren tot één gen. |
Er is veel discussie over en onderzoek naar wat de link is tussen taal en onze omgeving. Een lastig onderwerp: hoe worden (zowel concrete als abstracte) begrippen eigenlijk in onze hersenen gerepresenteerd? In het boek staan twee benaderingen. Aan de ene kant de 'symbolische en logische stroming' en aan de andere kant de 'belichamende semantiek'. Wat is het verschil tussen deze twee? | - Symbolische en logische stroming: taal als systeem van symbolische concepten die verwijzen naar externe objecten en gebeurtenissen. - Belichamende semantiek: het is niet symbolisch, maar taal wordt gekoppeld aan het handelend lichaam. Zo denk je bij 'kat' niet puur aan symbolisch, maar ook het miauwen (auditieve cortex), het zien van een kat (visuele cortex) en hoe het voelt (somatasensorische en motorische cortex) - Semantiek = betekenis en deze is gekoppeld aan het lichaam omdat we ervaringen en interacties met objecten in de buitenwereld herbeleven of simuleren. - Combinatie: zogenoemde convergentiezones in de temporaal- en pariëtaalkwab lijken een rol te spelen bij het abstraheren. Er is nog veel te onderzoeken voor we de neurale correlaten van alle aspecten van taal zullen begrijpen. |
Hoe zou je met hersenonderzoek kunnen aantonen welke theorie het meest met de werkelijkheid overeenkomt? | Onderzoek naar neurale correlaten. Dan laat je iemand het woord 'kat' zeggen, en dan ga je kijken in welke hersengebieden hersenactiviteit plaatsvindt. |
Net als bij perceptie spelen er bij taal bottom up en top down processen een rol. Benoem enkele van die processen. | - Die processen lopen door elkaar heen. Zo blijkt dat als er in een makkelijke tekst allen de eerste en laatste letter goed staan, jet het gewoon kan lezen. Dat komt door top down omdat je weet wat er ongeveer staat. Als datzelfde experiment gedaan wordt met een moeilijke tekst, kan je het niet (direct) lezen. Dan is het meer bottom up. - Een ander voorbeeld van een top down proces speelt zich af als een woord 2 betekenissen heeft. Door de context van het woord begrijp je om welke betekenis het gaat van het woord. - Kennis die je al hebt wordt gecombineerd met de stimuli die je ervaart - Als je iets leest: je verwerkt de letters. Je ziet streepjes en dat vormt een H. Dat is bottom up. Top down is dat je weet dat dat een letter is. Je weet wat het woord betekent. Dat is top down. Die processen lopen dus door elkaar |
Wat wordt bedoeld met de zin: 'Uit een onderzoek(...) bleek echter dat betekenis en context parallel verwerkt worden'? | Betekenis en context gaan hand in hand en worden tegelijk verwerkt. Uit onderzoek blijkt dat er evenveel hersenactiviteit plaatsvindt als een juiste zin vergeleken wordt met een zin waarin de betekenis verkeerd is. Maar ook dezelfde activiteit als de juiste zin vergeleken wordt met een zin waarin de context verkeerd is. |
Heel veel van onze communicatie bevat impliciete informatie of heeft een impliciete bedoeling. Geef een paar voorbeelden. | - Het betekent dat woorden of zinnen een achterliggende betekenis hebben. - Bijvoorbeeld de vraag: Wat zijn die groene dingetjes op mijn broodje? Je kan dat opvatten als 'dat ga ik nooit eten'. - Of ik heb het warm kan betekenen: wil je de verwarming lager zetten? |
Geef een voorbeeld waarbij dezelfde zin met een andere intonatie een andere betekenis krijgt. | - Ik vind hem heel leuk, met nadruk op ik - Ik vind hem heel leuk, met nadruk op heel |
Behalve intonatie heeft taal nog meer muzikale aspecten. Welke? | Accentuering, pauzes, tempo, hoogte, volume, frequentie. |