Aandacht | Proces waardoor bepaalde informatie wordt geselecteerd voor verdere verwerking, en andere informatie niet |
Onopzettelijke blindheid | Onvermogen zich bewust te zijn van een visuele stimulus, doordat aandacht ervan afgeleid wordt |
Veranderblindheid | Onvermogen om het verschijnen of verdwijnen van objecten op twee wisselende afbeeldingen op te merken |
Saillant | Elk aspect van een stimulus dat, om welke reden dan ook, opvalt |
Richten | Verplaatsen van aandacht van een locatie naar een andere |
Covert richten | Verplaatsen van aandacht van een locatie naar een andere, zonder de ogen of het lichaam te bewegen |
Overt richten | Verplaatsen van aandacht in combinatie met beweging van ogen of lichaam |
Inhibitie van terugkeer | Vertraging van reactietijd die te maken heeft met het teruggaan naar een locatie die eerder de aandacht had |
Exogeen richten | Aandacht die extern wordt gestuurd, door een stimulus |
Endogeen richten | Aandacht die wordt gestuurd door de doelen van de waarnemer |
Visueel zoeken | Vaststellen van aan- of afwezigheid van een specifiek object in een reeks van afleidende objecten |
Attentional blink | Onvermogen om een stimulus waar te nemen als die snel na een andere stimulus verschijnt |
Lateraal intrapariëtaal gebied (LIP) | Bevat neuronen die reageren op saillante stimuli in de omgeving en die worden gebruikt voor het plannen van oogbewegingen |
Saccade | Snelle, ballistische (kogelbaan) oogbeweging |
Saillantiemodel | Ruimtelijk overzicht van de meest relevante stimuli in de omgeving |
Afstemmen | Aanpassen van ruimtelijke coördinaten, zodat ze overeenkomen met een ander coördinatenstelsel |
Frontaal oogveld (FEF) | ) Deel van de frontaalkwabben dat verantwoordelijk is voor oogbewegingen |
Halfzijdig neglect | Onvermogen om de aandacht te richten op stimuli aan de tegenovergestelde zijde van een hersen lesie |
Pseudoneglect | Overmatige aandacht voor de linkerzijde in hersenen zonder lesies |
Fenomenaal bewustzijn | Het ‘rauwe’ gevoel van een gewaarwording, de inhoud van bewustzijn |
Toegankelijk bewustzijn | Vermogen om verslag te doen van de inhoud van bewustzijn |
Pop-out | Vermogen een object te ontdekken tussen afleidende objecten in situaties waarin het aantal afleidingen onbelangrijk is |
Denkbeeldige conjuncties | ties
Situatie waarin visuele kenmerken van twee verschillende objecten onterecht worden waargenomen als behorend tot één object |
Vroege selectie | Aandachtstheorie volgens welke informatie wordt geselecteerd volgens waarneembare eigenschappen |
Late selectie | Aandachtstheorie volgens welke alle binnenkomende informatie wordt verwerkt tot een betekenisvol (semantisch) niveau, voorafgaand aan verdere verwerking |
Negatieve priming | Als een genegeerd object plotseling het object wordt dat aandacht krijgt, zijn proefpersonen langzamer in hun verwerking ervan |
Extinctie | In de context van aandacht verwijst dit naar onbewustheid van een stimulus in aanwezigheid van andere stimuli die om de aandacht vragen |
Syndroom van Balint | Ernstig probleem met ruimtelijke verwerking, normaalgesproken als gevolg van bilaterale lesies van de pariëtaalkwab |
Simultanagnosie | Onvermogen meer dan een object tegelijk waar te nemen |
Lijnbisectie | Taak waarbij het middelpunt van een lijn aangewezen moet worden |
Wegstreepstaak | Variant op het visuele zoekparadigma waarbij de patiënt moet zoeken naar objecten in een reeks en deze moet doorstrepen als ze gevonden zijn |
Egocentrische ruimte | Overzicht met aanduidingen ten opzichte van het lichaam |
Allocentrische ruimte | Overzicht met aanduidingen van objecten en plaatsen ten opzichte van elkaar |