proton | Kerndeeltje met een positieve elementaire lading |
neutron | Neutraal kerndeeltje |
elektron | Deeltje met een negatieve elementaire lading |
atoomnummer | Het atoomnummer Z is het aantal protonen in de kern |
atoommassagetal | Het atoommassagetal A is het totaal aantal kerndeeltjes same |
massagetal | Het atoommassagetal A |
atomaire massa-eenheid | Eenheid om atoommassa in uit te drukken |
isotoop | Kern van één element met hetzelfde atoomnummer maar
verschillend atoommassagetal |
instabiel | Een atoomkern die radioactief is en door uitzending van straling
verandert in een ander element |
halveringstijd | De tijd waarin de helft van het aantal radioactieve kernen vervalt |
stabiel | Een atoomkern die niet radioactief is en daarom nooit verandert |
radioactief verval | Wanneer een atoomkern verandert in een andere kern bij het
uitzenden van straling |
moederkern | De oorspronkelijke kern, voor het radioactief verva |
dochterkern | De kern die ontstaat uit de moederkern, na het radioactief verval |
α-verval | Wanneer een α-deeltje bij radioactief verval uit de kern schiet |
β⁻-verval | Wanneer een β⁻-deeltje (elektron) bij radioactief verval uit de
kern schiet |
β⁺-verval | Wanneer een β⁺-deeltje (elektron) bij radioactief verval uit de
kern schiet |
vervalvergelijking | Een notatie om te beschrijven hoe een atoomkern vervalt |
alfaverval | Vervalreactie waarbij de moederkern vervalt in een dochterkern
en een α-deeltje |
bètaverval | Vervalreactie waarbij de moederkern vervalt in een dochterkern
en een β-deeltje |