eigenfrequentie(s) | De frequentie(s) waarmee een voorwerp van nature kan trillen |
resonantie | Het meetrillen van een voorwerp met trillingen van buitenaf |
staande golf | Een golfpatroon dat je niet ziet verplaatsen |
buik | Een punt waar een staande golf de grootste amplitude heeft |
knoop | Een punt waar een staande golf geen uitwijking heeft |
twee vaste uiteinden | Wanneer een medium twee knopen aan de uiteinden heeft |
grondfrequentie | De kleinste eigenfrequentie |
grondtoon | De toon die hoort bij de grondfrequentie |
boventoon | Een toon die een veelvoud is van de grondtoon |
twee open uiteinden | Wanneer een medium twee buiken aan de uiteinden heeft |
twee losse uiteinden | Wanneer een medium twee buiken aan de uiteinden heeft |
één open en één gesloten uiteinde | Wanneer een medium een knoop aan het ene uiteinde en een buik aan |
één los en één vast uiteinde | Wanneer een medium een knoop aan het ene uiteinde en een buik aan |
in fase | Als twee trillingen een gereduceerd faseverschil van nul hebben |
in tegenfase | Als twee trillingen een gereduceerd faseverschil van een half hebben |